Ik mag er zijn
Preek n.a.v. Psalm 139: 13-15 en 23-24
Ds. Maarten van Loon, juli 2017
[1=zwart]Wie ben ik? Wat stel ik eigenlijk voor? Mag ik er wel zijn? Doe ik er eigenlijk wel toe?
Wellicht herkenbare vragen.
Al te herkenbaar …
Soms heel specifiek.
Ik – homo.
Ik met ADHD, PDD-NOS.
Ik met mijn …
Mag ik …. ? En wil God …?
En dan lezen we vandaag Psalm 139: [2]“U was het die mijn nieren vormde”.
Nieren. Spreekt niet zo tot onze verbeelding.
Maar: je innerlijke. Je ‘ik’. Je identiteit. Je ziel. Kortom: jij in je wezen.
God heeft je gemaakt. Bewust. Gewild.
[3]“In de buik van je moeder geweven” – staat er heel teer, heel fijnzinnig.
Met dus ‘je nieren’: ‘my inmost being’, mijn ‘binnenste binnen’
[4=zwart]Ja, denk je. Maar God wilde toch niet mijn … seksuele geaardheid. Mijn beperking …
Dat heeft hij toch niet gemaakt? Geweven?
Mooi dat we dat zingen: [5]“een parel in Gods hand” – maar ik … een parel??
Maar toch … het staat er wel: “U was het die mijn nieren vormde”.
[6=zwart]En dit is geen psalm uit het paradijs. Nee, van ver na de zondeval.
Van ver nadat alles ontwricht raakte.
Het gaat hier niet over volmaakte, puntgave mensen. Nee, over jou en mij.
En van jou zegt God: “Ik heb je nieren gevormd, jouw ziel”.
Dwars door alle gebrokenheid van dit leven heen: jij moest er zijn, Ik wilde dat.
Hoe God dat doen kan? In een gebroken wereld onvolmaakte mensen weven en echt bewust willen?
Ik weet niet hoe Hij dat doet. Maar Hij doet het. Zoiets kan alleen God.
En dat is de boodschap vanmorgen voor iedereen en zeker voor jou.
Jij die je minderwaardig vindt.
Jij die zegt: ja maar ik ben homo /autist / depressief / beperkt.
Jij mag het de Psalm nazeggen!!! [7] Ik loof U voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan!!
Kun je dat? Durf je dat? Zeg het maar mee: “Ik loof U …”
En ontroerend, daar achteraan: Ik weet het tot in het diepst van mijn ziel.
Dichter heeft het zich eigen gemaakt. Voelt het diep van binnen. Met zijn ziel.
Ja, dat wens ik je toe, en ik hoop dat je dat oppikt aan de hand van deze psalm en Bijbel als geheel.
Want: dit weten is zo ontzettend belangrijk.
Zelfacceptatie vanuit Gods JA tegen jou.
Zelfliefde.
Nodig want anders kun je nooit anderen liefhebben.
Bijbel: heb je naaste lief als jezelf. Moet je jezelf dus wel (leren) lief hebben.
En dat mag je vanmorgen leren door jezelf in Gods licht te zien staan.
Hij die jou helemaal kent (eerste deel Psalm) is degene die zegt: “Jij mag er zijn. Parel in mijn hand.”
[8=zwart]Even tussen haakjes: God kent je staat er. Niet: weet alles. Ziet alles. Als een big brother.
Om alles te controleren. Om zodra je iets doet te bestraffen.
Nee, God kent je. Hij kent je met zijn hart en doet dat met liefde. Met welwillendheid.
Je merkt het ook. De dichter vindt het fijn om zo gekend te worden door God.
Zoals geen ander je kent, ze kent Hij je. Hij kent je beter dan jij jezelf.
Val je dan niet door de mand?
Als Hij dwars door me heen kijkt, zo rechtstreeks mijn ziel in, dan komt dat toch nooit goed?
Nou … maar kijk eens wat er in deze psalm gebeurt.
Die dichter is zelf ook echt geen lieverdje.
Nee, het is namelijk koning David. Grof overspel gepleegd. Gemoord. Geen berouw …
Maar Hij vraagt God: peil me, zie of ik geen verkeerde weg ga.
Kijk en dat is alles beslissend. Niet of je het perfect doet. Maar of je dat wilt …
Die weg van God gaan. Als degene die je bent.
Want let op: dit heeft niets te maken met jou gebrokenheid.
Niks te maken met jouw beperking.
Alsof die verkeerd zijn.
Ja, ze kunnen pijn doen. Je kan er last van hebben. Vreselijke last zelf.
De psalm zegt: God weet wat je kwelt.
Nee – let op – je beperking of wat je ook maar meedraagt: die zijn in zichzelf niet zondig of verkeerd.
En ook geen reden voor God om jou te minachten. Niet te willen of zo.
Nee, mét alles wat je met je meedraagt, wil God je op zijn weg hebben.
Zo goed en zo kwaad als dat gaat. Met de middelen die je hebt.
Doe je dat volmaakt? Nee, vast niet. Niemand doet dat. Neem nou David …
Nee, dat is het mooie van God die ons door en door kent.
Hij legt ons geen resultaatverplichting op. Alleen een inspanningsverplichting.
Want dit is wat je mag, moet weten, je altijd voor ogen mag houden:[9]
“dat Christus heel mijn weg gelopen heeft”.
God gaf zijn zoon. En in Hem wil Hij jou – ja jou – op zijn eeuwige weg leiden.
Naar een leven zonder ballast en aanvechting.
Daarvoor liep Christus die weg voor jou. Duidelijker kan het niet: je mag er zijn. In Hem.