Gods representant
Preek n.a.v. Ruth 2
Ds. Maarten van Loon (Dalfsen-Oost), december 2013
Deze preek is de tweede in een serie van vier preken over het boek Ruth.
[meteen dia 1]
Ergens … ergens. Ergens is dit verhaal te mooi om waar te zijn. Vindt u, jij ook niet?
Ik bedoel: zoveel ruimhartigheid op één dag – dat is toch wel heel bijzonder?
Ruth wordt wel heel gastvrij onthaald en dat op één van haar eerste dagen als asielzoekster.
Hoe vaak zijn ervaringen van asielzoekers niet heel anders?
[2]Maar deze asielzoekster treft op haar eerste werkdag een man die zich royaal aan Gods wetten houdt. Die oog heeft voor de arme en behoeftige – een kernwaarde in diverse bepalingen in het Oude Testament en heel vaak de spits van de aanklacht van [later] de profeten: de recht van de armen en de zwakkeren worden met voeten getreden. Maar dus niet door deze man. [3]Ruth ontmoet iemand die niet alleen op zondag christen is, maar ook op maandag. We ontmoeten in dit verhaal een christenondernemer [3.1] die in zijn onderneming probeert het er ook echt christelijk aan toe te laten gaan. Die wat hij zondags hoort in de kerk op maandag probeert toe te passen op z’n werk.
Misschien ben je geneigd Boaz verdacht vriendelijk en gul te vinden. Daar moet was achter steken. Maar het verhaal geeft hiervoor geen enkele aanleiding. Uit niks valt op te maken dat Boaz onzuivere motieven heeft gehad. Integendeel.
Meteen aan het begin kun je het eigenlijk al weten. Ruth zegt immers tegen Naomi: ik ga erop uit, ik ga aren lezen bij iemand die me dat toestaat.[3.2] Dat was kennelijk niet vanzelfsprekend. Ondanks dat armen gewoonweg het recht hadden om aren te lezen [Ps. 146: weduwen, wees en vreemdeling – die was vaak ook arm. God voorziet, zegt die Psalm, maar dat doet Hij heel vaak via mensen]. Het stond letterlijk in de wetten die de Here via Mozes had gegeven. Als je bij het oprapen van de schoven er eentje over het hoofd zag, mocht je niet terug gaan om die alsnog op te rapen. Nee, die moest je laten liggen voor ‘de armen en de vreemdelingen’. Ja, ook voor de vreemdelingen. En dan nog iets, dat hier niet direct speelt, maar wat ook iets van Gods zorg voor mensen laat zien: je mocht bij het binnenhalen van de oogst niet tot de rand van de akker gaan. Wat daar stond, moest je laten staan – ook dat was voor de armen en vreemdelingen.
Ze hadden er dus recht op. Maar – zoals dat zo vaak gaat: de rechten van de zwaksten worden het eerst geschonden – dat recht werd hun kennelijk nog al eens ontzegd. Ruth moet op zoek naar iemand die het haar toestaat. Boaz is er zelf niet bij toen Ruth van de hoofdman hoorde dat het goed was. Maar dan mag je toch aannemen dat Boaz als eigenaar-directeur daarachter zit. Dat hij instructies gegeven heeft: ‘als er mensen komen om aren te lezen, laat ze dan toe! Zo hoort dat. Dat wil God zo.’ Durf je als ondernemer, maar ook als je geen ondernemer bent, je daaraan over te geven?
Ja, want God is een God van ‘leven en laten leven’. Hij wil dat iedereen goed kan leven. Hij gunt iedereen leven en levensruimte. Hij wil dat we niet alles voor onszelf houden. Van Hem mag de bedrijfswinst best een beetje minder, die hoeft echt niet gemaximaliseerd. Trouwens, het is maar de vraag of het echt wel ten koste gaat van de bedrijfswinst, want bij die bepalingen in de wet van Mozes die ik net noemde, staat telkens dit erbij: De HEER, uw God, zal u erom zegenen in alles wat u onderneemt.
Let trouwens ook even op de sfeer in het bedrijf. De begroeting is toch wel bijzonder. Als Boaz aankomt zegt hij: ‘de Heer zij met jullie’ en zijn werknemers antwoorden ‘De Heer zegene u’. Misschien was het geen ongewone groet in die tijd, maar dat het hier vermeld wordt, is om Boaz te portretteren als iemand die ook echt met de Here leeft. En dat komt bij hem terug in de begroeting.
Is het dan allemaal pais en vree in het bedrijf van Boaz? Nee, hij kent de weerbarstige praktijk. Hij weet dat de wereld zo in elkaar zit dat mannen vrouwen soms lastig vallen. En zeker asielzoeksters vormen een makkelijk slachtoffer – en onze tijd zijn daar ook veel trieste voorbeelden van, vluchtelingen en asielzoekers zijn ‘makkelijke slachtoffers’. En hij kent zijn mannen goed genoeg om hen te waarschuwen om Ruth niet lastig te vallen. Ook in zijn bedrijf gebeurt dat dus.
En trouwens, ik wil ook Boaz zelf niet al te zeer ophemelen. Alsof hij geen man van vlees en bloed is. Je krijgt het idee – en dat is natuurlijk niet verboden - dat hij aardig onder de indruk is van Ruth – trouwens, niet op een oppervlakkige manier. Wij mannen kunt soms heel platvloers zijn, maar daarvan is hier nergens sprake. [Je leest het er als westerse lezen van vandaag heel gemakkelijk zomaar in, maar het staat nergens!] Nee, Boaz is juist vol lof over Ruths karakter. Maar goed, dat hij onder de indruk is, maakt dat hij wellicht daarom extra royaal, aardig en voorkomend is. Zo werkt dat. Vaak wel tenminste.
Maar misschien denkt hij, ondernemer als hij is, ook al wel een paar stappen vooruit. Denkt hij: wacht even, als dat die Moabitische is, dan krijg ik misschien nog wel meer met haar te maken. Want ik ben immers één van de lossers van Naomi. En als Naomi financieel uit de brand geholpen wordt [daar komt dat lossen kortweg op neer], wat moet er dan met Ruth? Misschien voorziet hij al wel dat Ruth om zo te zeggen onderdeel van de transactie zou kunnen zijn. Ook al zegt hij er tegenover Ruth niks over.
Dus: we hoeven Boaz niet de hemel in te prijzen om in hem toch iemand te herkennen die een mooi christen is. Die leeft met God. En die weduwen, wezen en vreemdelingen hun recht niet onthoudt, maar niet alleen dat maar ook iemand die juist leven en levensruimte gunt. In navolging van zijn God.
[3.3]En Boaz is ook een royale navolger. Hij houdt zich niet stipt aan de wet, aan de regels. Hij zegt niet: zo nauwkeurig mogelijk werken, want ja, je weet het hè, als je per ongeluk wat laat staan, dan zijn we het kwijt, dan mag je het niet alsnog maaien. Dus jongens, zorg ervoor dat we hooguit 1% aan dat gedoe met die armen kwijt zijn. En als het meer is, dan houd ik het in op je loon. Zo gaat het vandaag wel vaak. Je moet presteren, je targets halen en blijf je eronder dan is dat niet gunstig voor je carrière. Een bonus zit er dan al helemaal niet in. Die krijg je alleen als de target gehaald worden of als je er boven komt. Zo gaat het vaak – maar gelukkig ook weer niet altijd. Gelukkig kom je ook vandaag werkgevers a la Boaz. Ik kom ze tegen. Dat wil ik graag ook gezegd hebben, voordat ik nu zeg: wees als werkgever ook maar een Boaz. Laat je maar door hem inspireren.
Boaz interpreteert de regels van God heel ruim – in de goede zin van het woord. Niet naar de letter van de wet, niet op een heel minimale manier, maar naar de geest van de wet. Hij zegt: laat maar wat extra liggen. Trek maar aren tussen de schoven uit en laat ze expres liggen.
En zo ontmoet Ruth op haar eerste werkdag als asielzoekster iemand die zijn geloof in praktijk brengt. [4]En daarmee ontmoet ze de Heer zelf. Ik bedoel daarmee: in Boaz ontmoet ze een representant van God. Dat durf ik in zijn algemeenheid zo te zeggen, maar het volgt op een bepaalde manier ook uit wat Naomi in vers 20 zegt. Als Ruth verteld heeft van de goedheid van Boaz dan zegt ze: [4.1] ‘Moge de Heer hem zegenen, want hij heeft trouw bewezen aan de levenden en de doden’.
Wie heeft er nu trouw bewezen? Zoals het er staat – en in het Hebreeuws is het net zo – kan het slaan op God maar ook op Boaz. Misschien staat het er wel opzettelijk zo. Want hoewel God zonder enig probleem buiten mensen om kan werken, werkt Hij ook heel vaak door mensen heen. Hij schakelt mensen in om iets van Hem te laten zien, te laten merken. [4.2]Via Boaz heeft God trouw bewezen aan Ruth.
Ik wil even speciaal stilstaan bij dat woordje trouw. Tenminste zo vertaalt de NBV het. Het kan ook liefde betekenen. In mijn Hebreeuwse woordenlijst staat bij dit woord als vertaaloptie ‘vastberaden liefde’. Een combi dus van liefde en trouw. [veel vergeten, maar deze weet ik nog goed; kernwoord in OT!]
Heel vaak gaat het dan om Gods [4.3]vastberaden liefde. Zijn verbondsliefde. En verbondstrouw.
En daar krijgt Ruth dus iets van te zien, via Boaz. Dat is nou wat er gebeurt als mensen God dienen. Dan gaat daar liefde wonen. Dan gaan mensen open staan voor elkaar. Dan is niet de bedrijfswinst het belangrijkste. Dan wordt het leven goed, of in ieder geval een stukje draaglijker.
[daar zit een aansporing in voor ons – zeker vanuit het HA. Daarom zijn die 111 pakketten ook zo geweldig! We hoeven ons er echt niet om op de borst te kloppen, maar zit daar niet iets in van dat royale dat we ook bij Boaz zien, dat gunnen?]
En zo merkt Ruth op haar eerste werkdag als asielzoekster iets van wie de God van Israël is. En dat komt allemaal doordat, zoals vers 3 het zegt: het toeval wilde dat de akker waar ze kwam die van Boaz was.
[5]Dat vers bleef even bij me haken. Het toeval wilde? Waarom staat dat er zo? Toeval bestaat toch niet? [HC 10: niets bij toeval, het woord komt in de Bijbel dan ook vrijwel niet voor.] Ik denk juist om ons als lezer tot deze reactie te prikkelen.[5.1] Je wordt uitgedaagd om te zeggen: Natuurlijk was het geen toeval – God leidde dit zo. Op de achtergrond werkt Hij, onzichtbaar.[5.2] Waar ons de dingen toevallig toeschijnen – in de zin van: dat ze geen of nog geen betekenis voor ons hebben, daar zit Hij erachter. En dat laat de schrijver hier merken: Ruth wist van niks, ze wist niet van wie het land was en al had ze het geweten, ze wist duidelijk niet wie Boaz was, totdat Naomi het haar vertelde.
En Naomi realiseert het zich misschien wel als eerste: niks toeval. God is bezig. Opeens ziet ze weer kansen: Boaz is de man die ons financieel uit de brand kan helpen. Naomi ziet weer toekomst: [5.3]‘Kennelijk is de Heer toch niet tegen me. Of in ieder geval niet alleen maar tegen me. Misschien ook wel een beetje voor me?! Want dit is natuurlijk niet toevallig. En dit is ook precies wat ze even nodig had.
En Ruth gaat het natuurlijk ook zien: hier moet de hand van God achter zitten. Zoals wij het ook vaak pas achteraf zien.[6] Vaak zeggen mensen dat – ik hoor het tenminste vaak: achteraf zag ik dat God misschien met die-en-die gebeurtenis een bedoeling had. Dan zien ze soms best heftige dingen als een ingrijpen van God. [6.1]Als in de kraag gegrepen worden. Dat zit een beetje aan de kant van dat God je corrigeert. [6.2]Maar soms hoor je ook dat mensen mooie dingen zien als bijzondere zorg van God. Zoals hier bij Naomi. In haar moeite gebeurt nu iets moois.
Waar ik dat vaak tegenkom is als mensen het hebben over de manier waarop ze hun levenspartner ontmoet hebben. Vaak zien ze daarin nadrukkelijk Gods leiding.
Ik heb even overlegd of ik het wel mocht vertellen. Want die ervaring heb ik ook.
In 1993 was ik net op mezelf gaan wonen. Was niet van plan die zomer op vakantie te gaan, maar zag een interessante tip in het ND: wie gaat er mee op een muzikale rondreis langs Wenen, Praag en Salzbrug? Nou, dat leek me wel wat. Dus toch maar contact opgenomen. Er zou een ontmoeting komen van alle geïnteresseerden. Dat bleken 5 dames en twee manspersonen te zijn, ik dus en nog iemand anders. Die dreigde echter af te haken. En in dat geval zou ik ook niet meegaan. Maar uiteindelijk ging hij toch. Was dat alles puur toeval of leiding? Ik geloof beslist Gods leiding. Die dwars door menselijke acties heen werkt. Zo machtig en creatief is God wel.
En zo is het ook absoluut geen toeval dat Ruth juist op het land van Boaz terecht komt. [6.3]En dat hij zo’n fijne christen is en ook nog eens een mogelijke losser van Naomi en dus ook van Ruth. Dat heeft God zo bestuurd. Hij heeft omgezien naar zijn volk – er is weer brood in het huis van brood, Bethlehem. De vastberaden liefde van God wint het telkens weer. En dus gaat Hij door met zijn volk. Dus werkt Hij door aan de komst van zijn Messias. En daar gaat Ruth een bijzondere plek in krijgen. Dus niks toeval. Ook al weet Ruth van dit masterplan natuurlijk helemaal niks.
* * *
[7]Nog even naar Naomi. Want zij ondergaat een enorme verandering. Toen ze terugkwamen uit Moab was ze nog vol bitterheid [noem mij maar Mara]. Ze was in staat van oorlog met God. [7.1]Maar nu ze ziet hoeveel Ruth bij zich heeft en hoort hoe het allemaal gedaan is, neemt ze de naam van God op een heel positieve manier in de mond. ‘Moge de Heer die Boaz zegenen!’. En vervolgens neemt ze een verbondsterm in de mond. Gods vastberaden liefde en trouw – waar we het al over hadden.
Maar die ziet ze dus in dit alles. En zo komt Naomi nu over het dode punt heen. Eerst was ze passief – het initiatief om aren te rapen komt van Ruth – [7.2]maar nu komt er weer vuur in haar stem, denkt ze aan de toekomst. Van de menselijke kant bekeken: dat alles door het optreden van Boaz. Een echte Israëliet, een vertegenwoordiger van God.[7.3] Die haar laat zien, merken: God heeft niet alleen naar zijn volk, heel in het algemeen, omgezien. Nee, God, Hij heeft ook naar mij omgezien.
[8]Hier zie je dus hoe belangrijk het is dat we ook daadwerkelijk Gods vertegenwoordigers zijn. Dat we echt – om maar een OT-term te gebruiken – [8.1]Gods volk zijn. Een heilige priesterschap [dat is weer NT, trouwens]. [8.2]Dat we zoutend zout zijn, een leesbare brief. Om maar niet meer te noemen.
Niet voor niets zegt de Bijbel ergens: [8.3]uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. En ook hier vallen meer teksten te noemen die in dezelfde categorie vallen. Ja, want als wij als Gods kinderen anderen niks gunnen, onze hand altijd op de knip houden, niet gastvrij zijn, een asielzoeker nog geen blik waardig keuren, nog geen 5 eurocent in de hoed of pet of het kistje van een staatmuzikant willen gooien, als we nooit tijd hebben om een ander te helpen, even aandacht hebben voor hem of haar die dat heel goed zou kunnen gebruiken, etc. etc. – hoe moeten de mensen dan weten dat God goed is? Hoe moeten ze dan iets zien van zijn liefde? Dat zien ze dan niet. Dan zien ze juist een zuinige, een gierige God. Een God die zijn mensen niet tot mooie dingen inspireert.
Maar dat wil Hij juist wel. Vandaag hebben we het Avondmaal gevierd. Mochten we zelf proeven dat God goed is. Dat proefden we toch in brood en wijn?! Dat God goed is?
Nou, neem dat mee naar de maandag. Laat je omgeving merken dat je genadebrood hebt gegeten, laat op je werk, op school of op stage Gods goedheid maar weerspiegelen. Wie weet loopt er wel iemand rond die dat net precies nodig heeft. Misschien komt hij of zij morgen jou wel tegen.