Happy end (?)
Preek n.a.v. Ruth 4
Ds. Maarten van Loon (Dalfsen-Oost), december 2013
[1=zwart]
Het verhaal over Ruth krijgt een happy end.[2 – dus pas als ik ‘happy end’ heb gezegd]
Ik denk dat de meesten van ons het een mooi einde vinden. Het heeft iets romantisch. Als lezer wil je ook dat Boaz het wordt. Hij moet met Ruth trouwen. Niet die ander. Hem kennen we niet, maar Boaz wel en we vinden hem sympathiek [degelijk, royaal en van harte Gods wetten nalevend]. Net als dat we Ruth sympathiek vinden. Twee mooie mensen. Dus laten die twee dan alsjeblieft met elkaar trouwen.
En zo gebeurt dus. Die ander ziet het niet zitten. Ruth en Boaz trouwen. Krijgen een zoon. Naomi is ontzettend blij. Ze krijgt haar levensvreugde weer terug. En er is weer een erfgenaam. Eentje die de naam van de familie in stand kan houden – en dat ook nog op het erfdeel. Het familiebezit dat was vervreemd is weer terug in de familie. Eind goed al goed.
Maar misschien zitten hier ook wel mensen die afknappen op dit happy end. Misschien vind je het wel vreselijk irritant, dat happy end. Of roept het grote vragen bij je op.[2.1 – nu verschijnen langzaam 2 vraagtekens]
“Ja, want mijn leven kent voorlopig niet zo’n happy end. Ik zit al jaren en jaren in de ellende.”
“Ja, bij ons liggen de jaren dat we menselijkerwijs kinderen kunnen krijgen al achter ons.”
Je kunt zelfs eraan gaan twijfelen of de Here wel het goede met je voor heeft. Of je daar wel goed genoeg voor bent. Goed genoeg om ook gezegend te worden. Want ja, Boaz en Ruth zijn toch maar vrome mensen. Zij springen er qua karakter en geloofshouding uit. En zij worden gezegend. Ik ben daar natuurlijk niet vroom genoeg voor. Hoewel ik me suf gebeden heb, kan ik in mijn eigen levensverhaal niet zo’n zinnetje opschrijven als in het boek Ruth: ‘de Here liet haar zwanger worden’. Of andere zinnen die je graag in je levensverhaal had gewild. Bijvoorbeeld:
- de Here zorgde dat ik ander werk kreeg
- de Here zorgde dat die-en-die op mijn pad kwam
- de Here zorgde ervoor dat het me lukte m’n school/opleiding af te maken
- of vul maar aan
Zonder dat ik al deze vragen wil wegwuiven – helemaal niet zelf – denk ik wel dat het goed is dat we ons even bedenken dat het boek Ruth niet in de Bijbel staat omdat het zo’n mooi verhaal is. Misschien ook wel daarom, maar als dat happy end het enige was, dan vraag ik me af of men in latere tijd [want stamt uit de tijd van David of later] dit verhaal had opgeschreven. Of, beter gezegd, God ervoor gezorgd had dat dit verhaal in de Bijbel was gekomen.
Maar … er zitten meerdere lagen in dit verhaal. [3]Waar we het net over hadden – dat was eigenlijk de persoonlijke laag. Het verhaal van de hoofdrolspelers in het verhaal. ’t Enige dat zij kennen. En wij. Wat boven ons leven hier en nu uitstijgt – daar weten we meestal niks van.
Maar er zijn meer lagen. Juist aan het einde van het boek Ruth blijkt dit heel duidelijk. Ik denk dan aan vers 17, waar dan opeens staat over Obed: “hij is de vader van Isaï, die de vader is van David.”
Kijk, daar hebben we een diepere laag te pakken. Dit hele verhaal wordt verteld omdat dit gebeurt is de geslachtslijn van de latere koning David. En David – dat zullen de meesten hier wel weten – is een heel belangrijke naam in Israël. Koning David – de periode dat hij regeerde was echt een hoogtepunt in de geschiedenis van het volk Israël.
Dus: de diepere laag onder de persoonlijk laag is: het nationale niveau.[3.1]
We kunnen nog een laag dieper.
Dat kan omdat wij verder kunnen lezen in het Nieuwe Testament, voorbij David en bovendien ook nog vanuit het Nieuwe Testament kunnen kijken. Aan het huis van David waren vergaande beloftes gedaan [Psalm 89!]. Wij weten nu wat men in de tijd dat Ruth geschreven werd nog niet kon weten: uit dit huis van David zou de Messias voortkomen. In latere tijd werd dit wel duidelijk [profeten]: Jezus zou uit het koningshuis van David voortkomen.
Dat is de diepste laag. Die noem ik voor dit moment even: de internationale niveau. [3.2]Ik werk dat nog wel verder uit.
De drie lagen zijn dus deze:
- De persoonlijke niveau
- De nationale niveau
- De internationale niveau
Dat is gelijk de onderverdeling van de preek van vanmorgen.
En het sleutelwoord bij elk van deze lagen is: GENADE.[3.3]
Dat woord, genade, is de verbindende schakel tussen deze lagen.
1. Het persoonlijke niveau[4]
Boaz, Ruth en Naomi – niemand eigenlijk – konden weten dat er diepere lagen zouden zijn. Zij leven hun leven en het gaat zoals het gaat. Net als u, jij, ik.
En in dit laatste hoofdstuk ondervinden zij zegen. Na – voor al voor Ruth en Naomi – een moeilijke periode.
Als je alleen al even naar Naomi kijkt: verbitterd, in staat van oorlog met God en met lege handen keerde ze terug uit Moab.
Moet je kijken hoe anders dit nu is! Er is weer toekomst. Er is weer levensvreugde.
Kennelijk is God niet alleen maar tegen haar. Kennelijk had ze zich vergist. God blijkt zelfs helemaal niet tegen haar te zijn.
We hebben hier eerder bij stil gestaan [preek Ruth 1]. Het is goed om dit punt nog één keer op te pakken. Juist nu het zo anders blijkt te zijn dan Naomi eerst dacht. Want dat moeten wij voor onszelf ook oppakken.
Juist als je het happy end van dit verhaal irritant vindt.
Misschien blijft die irritatie, of in ieder geval dat je het moeilijk vindt.
Maar denk dan ajb niet dat God tegen je is. Dat Hij je dwars zit.
In dit verhaal is juist Naomi degene van wie je niet kunt zeggen: ‘zij heeft de zegen verdiend’.
Bij Ruth en Boaz kun je nog denken – en ik denk dat we die neiging allemaal wel hebben: zij hebben zich dienstbaar opgesteld, zij hebben karakter getoond en nu volgt de beloning.
Maar voor Naomi geldt dit niet. Ze doet niet iets waardoor ze de zegen verdient. Je kunt eerder zeggen dat ze in haar leven van alles fout heeft gedaan. Dat is zoals ze het zelf ervoer, toen, bij de terugkeer uit Moab. En ze zal ongetwijfeld denken aan die ingrijpende keuze die zij en haar man Elimelech in hun leven hebben gemaakt om naar Moab te gaan.
En toch ondervindt zij nu zegen. Na een donkere periode is er zegen.
En dat is genade. Dat is nou precies genade! Genade is iets dat je niet verdient. Maar toch krijgt.
God is niet een God bij wie je iets moet verdienen. Dat is het hart van de Bijbelse boodschap: ‘niet uit verdienste maar uit genade’.
Bij God valt er niks te halen als je Hem iets vraagt op grond van iets wat jij hebt gedaan. Gelukkig niet!!
Nee, God geeft aan wie Hem ernstig zoeken.
En zeg nou niet: ja, dat is dus toch iets wat je moet doen?!
Nee, Hem ernstig zoeken is juist dat je zegt: ‘Heer, ik verdien het niet. Ik kom bij U met lege handen, maar ik weet dat u genadig bent’. Hem zoeken is vooral: pleiten op zijn genade. Pleiten op zijn belofte dat Hij je niet zal laten vallen uit zijn hand. Erop pleiten dat Hij heeft gezegd: kom maar met lege handen.
Dus denk niet: ik ben Gods zegen niet waard. Een beetje cru gezegd: niemand is Gods zegen waard. Ook Boaz en Ruth niet. Niet als je daarmee bedoelt: zij waren goed genoeg. Want niemand is goed genoeg. Ook voor Boaz en Ruth geldt: het is genade.
Ja, want we moeten deze mensen maar niet te hoog ophemelen.
Als we bij het persoonlijke blijven, lopen we de kans met dit verhaal aan de haal te gaan. Dan is Boaz alleen maar de prachtige kerel [die is hij wel, daar niet van] en steekt die andere losser er als vanzelf zeer ongunstig vanaf. Dan is hij de pure egoïst. ((tussen twee haakjes: nu zijn daar ook wel aanwijzingen voor dat hij alleen aan zijn eigenbelang dacht. Het zou financieel niet goed uitpakken voor hem als hij en het land zou lossen en met Ruth zou trouwen. En dus loopt hij voor zijn morele verplichting weg. Hij is dan – zwart-wit gezien de slechterik. Maar goed dat we zijn naam niet weten. Hij blijft meneer die-en-die of [Willibrord] Dinges. Meneer Zondernaam.))
Maar zo simpel ligt het denk ik niet. [weer: 1e preek over Ruth 1]. In ieder geval valt deze man ergens wel te begrijpen – maar daar ga ik vandaag verder niet op in [ligt ook complex: geen enkele uitlegger kan precies duidelijk maken hoe het nou zit met alle rechten en plichten etc.]. Waar het me om gaat is dat we dit niet moeten doen: Boaz ophemelen en dan zeggen dat we ook zo moeten zijn als hij. Om twee redenen moeten we dat niet doen:
- Boaz blijft net zo goed een zondig en zwak mens. Open deur. Maar toch: ook hij moet het, net als iederen, hebben van genade. Ook zijn armen zijn [net als die van ons], ondanks al de goedheid die hij laat zien, niet oneindig lang.
- Boaz heeft een ondernemend karakter. Daar is hij mee gezegend. Hij is iemand met veel talenten en op een besliste en tegelijk rustige en vriendelijke manier regelt hij z’n zaakjes. Net zoals Ruth ondernemend blijkt. Maar nou moeten we niet denken dat dat de norm is. Dat je in die opzichten net zo moet zijn als Boaz of als Ruth. Nee, het is eerder zo dat God in deze geschiedenis deze karakters inzet. Zoals hij op andere momenten heel andere mensen inzet, met heel andere karakters.
Dat zien we trouwens ook in dit hoofdstuk. Want wie staan daar nog meer in de lijst met namen op het eind? Juda en Tamar! [zal ik niet uitwerken, maar een zeer onfrisse geschiedenis].
Maar ook zonder dat we aan allerlei onfrisse zaken denken komen we ook wel andere karakters in de Bijbel tegen. [Petrus: impulsief. Jakob: een bedrieger, toch gezegend]
Nee, God weet echt wel raad met ieder karakter. Hij kan bescheiden mensen net zo goed gebruiken, mensen die op de achtergrond blijven. En impulsieve mensen, en mensen die op de achtergrond blijven. En, in de stamboom van Jezus, overspeligen en nog veel meer [Mat. 1].
Maar wie je ook bent: het blijft Gods genade. Dus ook voor Boaz en Ruth. En de zegen die ze krijgen.
Ik denk even aan het kind dat ze krijgen. Het accent valt er zelfs op dat dit genade is. Want er staat: de Heer liet haar zwanger worden. En dit licht extra op doordat dit de enige keer in het boek Ruth is dat de Heer rechtstreeks als handelend persoon wordt genoemd [1x eerder, maar dan via-via: Noami had gehoord in Moab dat de Heer had omgezien naar zijn volk].
De Heer, die de hele tijd op de achtergrond aan het werk is, komt juist hier even op de voorgrond: Hij geeft de zwangerschap.
En nogmaals: dat kan je irriteren, juist als God jou géén zwangerschap geeft. Of iets anders niet geeft waar je heel erg naar verlangt. Ik wil daar deze keer niet te diep op in gaan [preek in serie over Abraham vorig jaar, Gen .18], maar pik dan in ieder geval dit punt op: het is niet omdat Hij tegen je is. Omdat jij niet goed genoeg bent.
Heel vaak weten wij niet waarom de Heer iets doet of niet doet. We zien ook niet op welke manier Hij achter de schermen bezig is. Wie weet wat er nog op je weg komt of welke andere plannen Hij met je heeft.
Dat brengt ons bij een diepere laag.
2. Het nationale niveau[5]
Er wordt ons verteld: het kind van Ruth en Boaz is opa van de latere koning David. Er is dus een diepere reden waarom de Heer deze zwangerschap geeft.
Er zijn vast meer mensen geweest zoals Ruth en Boaz. Er zullen vast meer mensen naar Moab getrokken zijn ten tijde van de hongersnood. En daarna weer teruggekeerd. En Ruth zal ook wel niet de enige Moabitische [of Moabiet] zijn die op die manier in het beloofde land kwam wonen. Er zullen vast vaker mensen als losser hebben opgetreden. Of juist hun plicht niet vervuld hebben. Er zullen, hoewel het een slechte tijd was, vast vaker mensen hun eigen belang niet voorop gesteld hebben.
Maar al die verhalen kennen we niet. Niet dat die mensen onbelangrijk zijn. Er niet toe doen. Want iedereen doet ertoe voor God.
Maar deze mensen, Ruth en Boaz – zij worden door God ingeschakeld om voorouders te worden van de later koning David. Onder zijn regering zal het goed gaan met het land. Waarom? Omdat – even de grote lijn! – David een man is naar Gods hart. Hij leidt het land op een goede manier. En zorgt er zo voor dat de Here wordt gediend.
De periode van koning David is een hoogtepunt.
Maar toch moeten we er maar niet te hoog van opgeven. Van David niet: er is in zijn leven een ontzettend zwarte bladzijde. Maar ook van het koningschap niet.
Want er had helemaal geen koning mogen zijn! Israël zou geen koning hebben, zoals alle andere volken in die tijd dat wel hadden, omdat de Here hun Koning was.
Maar het komt er toch van. In het boek Samuël [direct hierna] wordt dat verteld. Daar lezen we hoe de Here als het ware overstag gaat. Het is tegen zijn zin, maar dan gebeurt het toch. Hij staat het toch toe. Er komt een koning. Eigenlijk is het een belediging van Hem.
Maar leer dan God kennen! Hij neemt ondanks die belediging dit koningshuis in zijn hand, gaat het gebruiken. Aan koning David worden zeer vergaande beloftes gedaan. Langs de lijn van David zal het tot de Messias komen. Zo kun je althans die beloftes later heel duidelijk interpreteren.
Ook weer genade dus. Wat er niet had mogen zijn – dat neemt God toch in zijn hand. Net als Ruth, op het persoonlijke niveau, er niet had mogen zijn, zo mocht het koningshuis er ook niet zijn. Maar wat er niet mag zijn, mag er bij God toch zijn. Hij is niet zo beledigd dat Hij het niet kan en wil gebruiken. [Ps. 103: niet altijd blijft Hij twisten, niet eeuwig duurt zijn toorn. Pas maar op jezelf toe!]
En als we dan even speciaal op Ruth letten: haar valt zelfs bijzondere genade ten deel. Want zij is afkomstig uit een vijandig volk. Eigenlijk had ze er niet mogen zijn. Zou je denken. Maar ze is er toch. En zij deelt helemaal in de genade. Juist haar opname in de stamboom van David maakt dat duidelijk – hoezeer ook zij mag delen in de genade. Hoezeer het God niet gaat om uit welk volk je afkomstig bent.
Zij, een Moabitische – keer op keer wordt dat erbij gezegd in dit boekje – mag ook bij het volk van God horen. Iedereen mag bij het volk van God horen. Wat je achtergrond ook is: blank of zwart, uit een gelovig gezin of juist niet, arm of rijk. Met een bescheiden karakter of juist met een heel ondernemend karakter.
Zo komen we als vanzelf bij
3. Het internationale niveau[6]
Voor nu is het belangrijkste daarover al gezegd. En met Kerst komt de rest.
Waar het om gaat is dat we zien dat deze geschiedenis vanuit het persoonlijke opgetild wordt tot het nationale niveau maar dat dit op zijn beurt ook weer een springplank is.
God had immers alle volken op het oog. Dat was bij Abraham al zo: hij zou alle volken tot zegen zijn. Het volk Israël dat uit hem zou voortkomen zou een licht voor de volken zijn. Dat was althans de bedoeling – want vaak kwam daar niet zoveel van terecht.
In dit verhaal lijkt dat wel het geval. Maar het is feitelijk maar een klein lichtje. Verder was het een donkere tijd. Het is een eilandje. Een klein paradijsje.
Maar goed, Israël was bedoeld als licht voor de volken. Grotendeels mislukt.
Nou ja – tot het Grote Licht kwam. Tot de grote zoon van David kwam.
Hij is de echte Obed. Want Obed betekent: knecht.

Dat hadden die buurvrouwen goed gezien: ze vernoemden de pasgeboren baby naar zijn ouders. Die hadden zich dienstbaar op gesteld. Niet het eigen belang voorop gesteld.
En dat was de weg waarlangs God het wilde leiden naar de komst van de knecht [de Obed]. In de profetieën van Jesaja wordt Hij zo genoemd: de knecht van de Heer.
Ik bedoel natuurlijk Jezus. Die stelde zijn eigenbelang ook niet voorop. [kruis! Zie plaatje op beamer]
Hij kwam als het Licht voor de volken. Voor eens en voor altijd.
En dus: voor iedereen.
Voor jou. Voor mij.
Wie je ook bent, waar je ook vandaan komt, welk karakter je ook hebt.
Hij opent een compleet nieuw perspectief.
Een perspectief dat verder reikt dan de dood. Verder dan dit leven.
Dat alles – dat realiseerde de moeder van de grote Obed zich – Maria. Ruth was haar voorloopster, zou je kunnen zeggen. En het leidde tot een loflied. Ja, Jezus’ komst – als je je realiseert wat dat betekent – geeft een loflied in je hart. Amen.
Dat loflied gaan we nu zingen. Op een paar elementen na zou het zo het lied van Ruth kunnen zijn. En misschien ook wel van u/jou.