Preek n.a.v. Gen. 15:7-21

Wonderlijke geschiedenis, nietwaar?
Beetje raadselachtig ook wel. Waarom gaat het allemaal zoals het gaat.
En tegelijk hebben we denk ik ook wel door: hier gebeurt iets belangrijks.
De conclusie aan het eind is immers: `die dag sluit de Here een verbond met Abram'.
God verbindt zich met een verbond aan de mens Abram.
Bijzonder. En al helemaal hoe dat verbond tot stand komt. Vanmorgen eerste stukje: Abraham geloofde, vertrouwde God.
Abraham twijfelde eerst, verweet God het haast: komt er wel wat van uw belofte terecht? Ik zou
toch een zoon krijgen? Maar tot op heden is er niets dat er op lijkt. En het duurt al zo lang.
De Here liet hem toen naar de sterrenhemel kijken en zei: zie je al die sterren? Zo groot wordt jouw
familie. Die zoon komt er, hij zal ook weer kinderen krijgen en zo verder. Een enorme familie zal het
worden.
Abraham: hij keek naar die imposante sterrenhemel. Gemaakt door de God die rechtstreeks tegen
hem praat. Die contact zoekt. En dan denkt hij, voelt hij, weet hij: het gaat gebeuren, wat God
beloofd heeft, daar hoef ik niet aan te twijfelen. Kortom, hij vertrouwt op God. De Here belooft Abraham dus een zeer groot aantal nakomelingen.
Er zal een groot volk uit hem voortkomen.
Alleen ­ waar moet dat volk wonen? Ook dat was Abraham al beloofd: het land waar hij nu is. Het land waar hij nu is. Dat is het land.
De Here heeft hem had land laten zien, het hem van noord naar zuid laten doorkruisen.
En die belofte herhaalt de Here nu.
Het is inmiddels minstens de volgende dag. Dat sterrenkijken was natuurlijk 's nachts
geweest. Maar in vs. 7, als de Here weer tegen Abram gaat praten, is het inmiddels dag.
Aasgieren zijn namelijk alleen overdag actief. [kom nog terug op die aasgieren] en in vs. 12
lezen we dat op een gegeven moment de zon op het punt staat onder te gaan
Maar goed: de landsbelofte wordt dus herhaald. Er wordt niks aan toegevoegd. Ook hierop zal
Abraham moeten vertrouwen: er zal echt wel land zijn voor die grote schare nakomelingen. Maar ­ denkt Abraham dan en hij vraagt het aan de Here ­ waaraan zal ik kunnen weten dat het
land in mijn bezit komt?
Abraham vraagt dus om een teken.
Ik weet niet precies waarom. Of hij toch weer aarzelt. Of dat het positiever is.
We moeten denk ik niet net doen alsof het een belachelijke vraag is van A en dat wij die nooit zo
zouden stellen. Heeft u nooit eens iets van: he, ja, ik geloof wel, maar gaf de Here me maar eens een
teken of zo? Dan geloofde ik nog vaster.
Ik wel. Ik herken die vraag van Abraham wel.
En [eerder gezegd]: wat kende hij God nou?
Hij moest God zogezegd eerst nog beter leren kennen. Wat ook precies de achtergrond van Abrahams vraag is: de Here gaat er positief op in. Ik zal het zo
uitwerken. Maar ik leg er eerst even de vinger bij: geen verwijt van God. In het eerste gesprek al niet.
Dan neemt God Abraham bij de hand en zegt: kom maar mee naar buiten, ik zal wat je laten zien.
Zo doet God. Hij laat je wat zien. Zoals bijvoorbeeld in het Avondmaal.
Geen verwijt dus van de Here, maar gerichte actie van zijn kant. Als moderne lezer van dit verhaal begrijp je niet meteen wat er gebeurt.
Abraham vraagt om een teken en het antwoord van de Here is: haal een 3-jarige koe, een 3-jarige
geit, een 3-jarige ram en een tortelduif en een jonge gewone duif.
Wat is daar de bedoeling van, denk je dan.
Maar Abraham begrijpt het meteen: de Here gaat een verbond met hem sluiten!
Let even op: dat gebeurt hier dus als antwoord op Abrahams vraag.
Hoe zal ik weten dat ik het land bezitten zal?
Antwoord op Abrahams vraag en ook de onze: hoe zal ik weten dat mijn zonden mij vergeven zijn?
Hoe zal ik weten dat het nieuwe Jeruzalem ooit neerdaalt? Die stad van God, die nieuwe hemel en
aarde?
Zijn antwoord op die vragen is: Ik sluit een verbond met je! Wij zeggen: verbond sluiten. Maar in het Hebreeuws is de uitdrukking: een verbond snijden.
En dat heeft alles te maken met hoe zo'n verbondssluiting toeging.
Er vloeit namelijk bloed.
We zien het Abraham doen: hij snijdt de dieren (behalve de duiven) doormidden.
Dat is dus het begin van de plechtigheid: dieren doorsnijden.
Het bloeit dat daar vloeit ­ dat geeft de ernst aan: wij sluiten vandaag een verbond.
Wij verbinden ons aan elkaar. Maar als één van ons die verbintenis verbreekt, dan gebeurt er wat er
met die dieren gebeurt. Het verbreken van het verbond heeft ernstige gevolgen. Anders dan wij was Abraham bekend met dit gebruik. Zelf had hij ook een verbond met een aantal
leiders die bij hem in de buurt woorden. Zie 14:13. Precies hetzelfde woord: deelnemers in het
verbond, zoiets staat er. Met die leiders had Abraham dus ook een verbond gesneden. Abraham begrijpt dus wat er moet gebeuren als de Here die specifieke dieren noemt. Dat zijn precies
de dieren die je gebruikt bij een verbondssluiting. Hij heeft dus aan een half woord genoeg. Verdere
instructies zijn niet nodig. Tot zover eigenlijk niks bijzonders. Je zou bijna kunnen zeggen: tot zover gaat het op basis van
gelijkwaardigheid. Maar dat gaat veranderen. Dat is zelfs de clou van het hele verhaal.
Er gaat iets gebeuren wat normaal gesproken heel anders zou gaan.
We volgen even het verhaal en dan wordt het vanzelf duidelijk. Abraham legt dus de dieren klaar.
En dan begint het wachten.
De bedoeling is namelijk dat de partijen die zich aan elkaar verbinden samen tussen de dierhelften
doorgaan. Waarschijnlijk kwamen er nog meer dingen kijken bij zo'n plechtigheid al weten we niet
helemaal precies wat. Vermoedelijk werden de dieren na de plechtigheid geofferd. Dat laat ik nu
verder zitten.
Duidelijk is: beide partijen moeten aanwezig zijn, zodat de plechtigheid kan plaatsvinden.
Maar de Here komt niet. Hij laat op zich wachten.
Abraham is er al wel maar het duurt de hele dag ­ maar de Here komt maar niet. Ondertussen komen er wel aasgieren.
Daar zit iets symbolisch in. Want deze aasgieren bedreigen het verbond dat op het punt staat
gesloten te worden. Er liggen daar gave dieren [NB: reine dieren in het licht van de latere wetgeving
etc.] en dat is ook precies de bedoeling. Als deze beesten aangevreten zouden worden door de
aasgieren, zou de plechtigheid niet door kunnen gaan.
Vandaar dat Abraham ze weg jaagt.
De Here laat hem wachten. Verwacht hij de Here ­ ook als het wat lang duurt?
Ja, want hij jaagt de aasgieren weg. De hele dag door [ze zijn immers alleen overdag actief]
En pas als hij dat volgehouden heeft totdat het donker wordt, bij zonsondergang, dan komt de Here.

Abraham merkt er echter niks van. Hij valt in slaap. Dat is nou ook wat!
Is het moment van de verbondssluiting er eindelijk en valt Abraham in een diepe slaap.
Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn. Beide partijen moeten bewust aanwezig zijn, als er een
verbond gesloten wordt.
Als we even precies lezen: [letterlijk] een slaap valt op hem. [niet de gebruikelijke uitdrukking en dat
geeft aan:] het is niet omdat Abraham moe is of zo, van het aasgieren wegjagen, nee de Here zorgt
dat hij in een diepe slaap komt! De betekenis daarachter is: Abraham is helemaal passief in de eigenlijke verbondssluiting.
Het verbond wordt met hem gesloten, maar tijdens de plechtigheid speelt hij geen rol, is hij in zijn
slaap toeschouwer ervan dat de Here het verbond sluit. Alleen de Here. Voor we het daarover gaan hebben, eerst nog even over wat er gebeurt als die diepe slaap op
Abraham valt. Terwijl hij slaap valt er een angst, een diepe duisternis over Abraham. Het gaat hier
niet om de angst van een schuldig geweten. Abraham vreest niet opeens het ergste. Nee, het is een
zelfde soort angst als in de uitdrukking `de Here vrezen'. Het is bedoeld in de zin van ontzag. Ontzag
dat bij ons als mensen past als we in aanraking komen met God, als Hij verschijnt. [Psalm 97] In dat donker: daar spreekt God. In het donker wordt het verbond gesloten!
Eerst onthult God iets van hoe het met dat volk dat uit Abraham zal voortkomen zal gaan. Zij zullen
het land bezitten, maar dat zal pas bij de vierde generatie gebeuren.
Niet een grote successtory dus.
We zien hier iets van Gods beheersen van de geschiedenis.
Waarom het zo zal gaan, waarom het zo moet: daar krijgen we geen inzicht in.
We lezen simpelweg dat de maat pas over een dikke vierhonderd jaar vol zal zijn.
En dan is het tijd dat de huidige bewoners van het land plaats moeten maken voor het volk Israël.
En daarvoor? Daarvoor zal het volk verdrukt worden. A zelf zal echter in vrede sterven. Ik weet eerlijk gezegd niet precies hoe ik het moet duiden wat de Here hier tegen Abraham zegt.
En vooral: waarom op dit moment?
Eén ding wordt wel duidelijk: als mens ben je niet in control. `Abraham [en vul je eigen naam maar
in], Ik regel het. Jij zult sterven. Dan kun je helemaal niks meer. Maar Ik ga verder.'
Abraham, hij moet ­ net als wij - leren vertrouwen op God. Abraham stelt twee vragen in dit hoofdstuk. [de eerste vanmorgen over gehad]
Na de eerste vraag lezen we: hij vertrouwde God en het wordt hem tot gerechtigheid gerekend.
Nu moet dat vertrouwen zich verdiepen. Vertrouwen dat God het heft helemaal in handen heeft. In
control is. Ook als er niet alleen maar rozengeur en maneschijn in het verschiet ligt.
Eigenlijk is het ook een vraag voor ons: vertrouw ik de Here nog steeds ­ ook als het niet zo gaat als
ik zou willen? Vertrouw ik ook op hem als Hij mij of anderen langs kronkelpaden leidt?
Abraham krijgt hier te horen: laat de controle los.
Je wilt allemaal weten hoe het zit. En of het wel gebeurt.
Nou, het zal gebeuren, laat dat maar aan Mij over. En dat wordt nu op een mooie manier duidelijk.
Want eigenlijk zouden ze met z'n tweeën tussen de dieren door moeten.
Maar dat gebeurt niet.
Die oven en [of: met] die brandende fakkel die Abraham ziet: ze stellen God voor.
De symboliek van oven en fakkel is niet helemaal duidelijk.
Ze hebben iets mysterieus. De rook verhult als het ware het licht. [K.Schilder: licht in de rook]
Er is nog veel meer diepte in het wezen van God. Iets waar wij niet in door kunnen dringen.
Het beeld van rook en vuur past ook nog in een ander opzicht. God presenteert zich hier niet als een
`lievige' God. Hij is echt wel te vrezen. Iemand voor wie ontzag past. Het beeld van rook en vuur past
wel bij de diepe slaap en de angst en duisternis die Abraham overvallen. Maar het belangrijkste hier is toch: deze God, aan wie zoveel kanten zitten, waarin een oneindige
diept zit, deze God gaat hier in z'n eentje tussen de dierhelften door.
Wat betekent dat?
Dit, dat God zegt: `Abraham, jij kunt je nooit aan dit verbond houden. Het is niet verstandig als wij
samen er tussendoor gaan. Want dan gaan jij er onderdoor. Dan eindig jij net als die dieren. En dat
wil ik niet. Ik ga wel alleen. Ik verbind Mij eenzijdig aan dit verbond. Ik neem ook de vloek ervan op
Me.' Dat brengt me in één keer bij de Here Jezus. Weet u nog: zoon van David, zoon van Abraham(?!).
Hij neemt de vloek van het verbond op zich.
Helemaal alleen.
Geen mens hoefde, geen mens kon iets bijdragen.
Wat dat betreft ben je als mens totaal passief - als het aankomt op je redding door Christus.
Je staat helemaal aan de ontvangende kant.
Precies dat symboliseert ook het Avondmaal. Je ontvangt brood en wijn. Brood en wijn zijn tekenen van het verbond. Ja, want er is immers een verbond gesneden.
Het verbond is verbroken en de vloek moest uitgevoerd worden. Er moet bloed vloeien.
Maar het is niet jouw of mijn bloed. Nee, het is het bloed van Jezus.
Wat moet je doen?
Niks!
Alleen geloven in Jezus. Brood en wijn aanpakken. Dat word je tot gerechtigheid gerekend. En verder?
Eigenlijk hebben we Abraham maar twee dingen zien doen: Abraham legde de dieren klaar. En hij
joeg de gieren weg. Meer viel er voor hem niet te doen.
De rest kreeg hij. Om precies te zijn: het allerbelangrijkste kreeg hij. In het wegjagen van die gieren schuilt trouwens een bepaalde symboliek.
Ik denk dat u in één keer wel begrijpt wat ik bedoel: jaag ook in jouw leven de gieren weg!
God, Hij staat garant voor het verbond met mij.
Ik ­ ik hoef me niet te houden aan het verbond. Ik hoef niet tussen de dieren door.
Dat is te zwaar. Leg jezelf die last niet op.
Want dat doet God dus ook niet.
Hij vraagt: vertrouw je op Mij? In de taal van het nieuwe verbond: klamp je je vast aan Christus? Als je dat doet, dan kun je erop rekenen dat de gieren om je heen komen vliegen. Je bedreigen.
Ze wachten op een moment van zwakte, zodat ze kunnen toeslaan.
Ze willen niets liever dan de band die je hebt met Christus verslinden.
In onze levens zijn tegenkrachten aan het werk.
Wees daar alert op ­ en jaag die gieren dus weg! En daarom vieren we Avondmaal. Telkens weer.
Niet om iets nieuws te horen.
Maar om de belofte herhaald te krijgen.
Om eraan herinnerd te worden: ik hoef niet tussen de dierhelften door.
En daarom wordt mijn bloed niet vergoten.
Niet als ik vertrouw op het bloed van Jezus.