Preek n.a.v. Matteüs 1: 1-17

Zonet werd een klein kindje gedoopt. Straks vieren we nog het HA.
Waarom doen we dat eigenlijk? Waarom dopen we kleine kinderen en vieren we HA? Je zou kunnen zeggen: dat heeft alles te maken met wat we gelezen hebben.
Dat geslachtsregister. Saai zeggen we dan. Die verwekte die. En die weer die. En die weer die. Enzovoort. Ja, dat is zo. Dat is de grote structuur. Vanmorgen hebben we er al bij stil gestaan.
De hoofdlijn is: Jezus stamt via David rechtstreeks af van Abraham.
God verbond zich aan Abraham. Met een enorme belofte: `Abraham, alle volken zullen via jou gezegend
worden'. En daarmee hebben we direct de rode draad door dit geslachtsregister te pakken.
Jezus Christus, de verwachte Messias, komt voor alles en iedereen.
Niets en niemand uitgezonderd.
De beloofde Messias komt wel in de lijn van David en Abraham.
Maar: Hij komt niet om alleen die lijn tot zegen te zijn.
Nee, de belofte aan Abraham was immers: `Abraham, alle volken zullen via jou gezegend worden'.
Niet voor niets had God gezegd: je zult niet langer Abram heten [zo heette hij eerst], maar Abraham.
Die naam betekent: vader van een menigte volken. Niet van eentje, maar van heel veel.
De Messias zou langs één van die volken komen. Maar: Hij komt voor alle volken. Daarom noemt Matteüs Abraham ook. Want het is op zich opvallend dat hij dat doet. Matteüs schrijft
vooral voor zijn Joodse volksgenoten. Die waren zeer vertrouwd met de naam Abraham. Ze noemden zich
ook graag zoon of dochter van Abraham. Maar de Messias werd eigenlijk uitsluitend verbonden aan de
naam David. Dat kom je in de Evangeliën ook regelmatig tegen. Jezus wordt aangesproken met: `zoon van
David'. Nooit met `zoon van Abraham'. Maar dat was hij natuurlijk wel. Wie van David afstamt, stamt ook
van Abraham af. Maar Matteüs noemt Abraham dus expres. Vanwege die belofte voor alle volken.
Lucas ­ een andere Evangelieschrijver ­ doet op zijn manier hetzelfde. Hij geeft ook een geslachtsregister.
En daarbij gaat hij helemaal terug tot Adam. Tot de eerste mens ­ van wie alle mensen afstammen.
De boodschap is duidelijk: de Messias is universeel. Hij is naar afstamming Joods, maar Hij is voor alle
volken.

Het is tijd dat we daar eens wat nader naar gaan kijken vanuit de stamboom van Jezus.
Zoals gezegd: zo'n stamboom lijkt saai. Die verwekte die en die die en die weer die.
We gaan dat ook niet allemaal bij langslopen.
Nee, we gaan juist letten op waar we een afwijkend patroon tegenkomen. Waar het ritme onderbroken
wordt. De opvallende zaken. Want die staan er expres zo. Het eerste dat opvalt is: Matteüs noemt vier vrouwen [ik reken Maria nu even niet mee].
Dat was in die tijd bepaald niet gewoon. Want vrouwen stonden niet hoog in aanzien.
Anders dan nu in het Westen, werd de maatschappij en het leven in het algemeen door mannen
gedomineerd.
Dus die vrouwennamen zijn opvallend. Als er al vrouwen werden genoemd in Joodse geschriften, dan
waren dat Sara [de vrouw van Abraham], Rebekka [vrouw van Izaäk], Rachel en Lea [de beide vrouwen van
Jakob]. Kortom, de vrouwen van de stamvaders Abraham, Izaäk en Jakob.
Maar dat zijn dus niet de vier die we hier aantreffen: Tamar, Rachab, Ruth en Batseba.
We gaan ze alle vier bij langs. Tamar. Ze wordt genoemd in verband met Juda. Juda was een van de zonen van Jakob. Niet de oudste. Als
Juda genoemd wordt, hebben we meteen al de eerste afwijking van het standaardpatroon te pakken. We
lezen nl.: Jakob verwekte Juda en zijn broers. Samen 12 zonen van Jakob, de stamvader van Israël. Maar
Juda was dus niet de oudste. Dat is al opvallend. God gaat anders met dingen om. Dat iemand de oudste is,
is voor Hem niet belangrijk. Niet als het gaat om wie Hij op de bloedlijn naar de Messias plaatst.
Is Juda dan misschien een heel goeie jongen. De meest nobele van het stel?
Nou, nee. Niet op basis van wat we weten uit de Bijbel. Daar herinnert Mattëus zijn volksgenoten en ook
ons fijntjes aan door de naam Tamar tussen de voegen. Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar. [Even
tussen twee haakjes: het gaat daarna niet bij de oudste verder].
Maar Juda was niet getrouwd met Tamar. Helemaal niet zelfs. Het was zijn schoondochter. Ze was
getrouwd geweest met twee zonen van Juda. De eerste was overleden en dan moest de tweede met de
weduwe van zijn broer trouwen. Zo ging dat in die tijd: hij moest dan kinderen verwekken die zouden
gelden als kinderen van zijn overleden broer. Maar daar had die broer geen zin in. Toen stierf ook hij ­ de
Here liet hem sterven. Net als de eerste broer trouwens, omdat hij heel slecht was. En toen dacht Juda: ja,
als ik nu ook mijn derde zoon met Tamar laat trouwen, dan sterft die straks ook nog. Dat doe ik niet.
En zo onthield hij Tamar wat haar toekwam. Zij had er recht op. Wij kunnen ons er misschien niet veel bij
voorstellen, maar in die tijd was je als weduwe niet best af. Dus ook Tamar wilde graag dat ze zou trouwen
met de volgende zoon van Juda. Maar ja, Juda was de baas. En handelde niet naar het geldende recht.
Een voorbeeld dus van hoe mannen vrouwen domineren. Als God in de Bijbel zegt dat de man het hoofd
van de vrouw is, dan is dit duidelijk niet de manier waarop het hoofd-zijn ingevuld moet worden. Puur
machtsmisbruik. Maar het wordt nog erger: Tamar smeedt een plan. Geen goed plan, maar wel begrijpelijk. Ze verkleedt zich
als hoer om zo Juda te verleiden. Haar timing is goed: ze zit precies op het juiste moment langs de juist weg.
En bovendien is Juda's vrouw kortgeleden overleden, de rouwtijd is net voorbij.
In die situatie ziet Juda Tamar ­ maar heeft niet door dat zij het is ­ en, niet helemaal onbegrijpelijk, maar
niet fraai: zijn libido speelt op. Hij spreekt haar aan en zegt: `Ik wil van je diensten gebruik maken'. En zo
gebeurt. En wat Tamar vooral had gehoopt: ook dat gebeurt. Ze raakt zwanger. `Dan maar nageslacht via
vader Juda.' Allemaal niet fraai dus. Maar het wordt nog veel minder fraai. Want een poosje later hoort Juda'via-via: `je
schoondochter Tamar is zwanger doordat ze zich als hoer gedragen heeft'. Juda is furieus: ze moet
verbrand worden. Want ja, dit kan echt niet. Dit moet zwaar gestraft worden.
Laat ik duidelijk zijn: overspel, hoererij enzovoort: de Bijbel spreekt daar zeer veroordelend over.
Maar Juda is natuurlijk niet in de positie om hier zo boos over te worden. Zou je denken. Maar in die tijd
mochten mannen nu eenmaal wat vrouwen niet mochten. Niet van God mochten ze dat, maar van zichzelf,
wel te verstaan. Gelukkig: Tamar wordt niet verbrand. Want ze kan bewijzen dat Juda seks met haar heeft gehad. Hij had
haar namelijk zijn zegelring als onderpand gegeven. Bij het zien van die ring geeft Juda het toe: ze staat in
haar recht. Ik ben hier de schuldige. Ik heb dit hele verhaal wat uitgebreid verteld om daarmee te laten zien:
In de bloedlijn van Jezus zit overspel, hoererij, machtsmisbruik van mannen t.o.v. vrouwen.
Jezus draagt al die dingen met zich mee. Om ook daar verzoening voor te doen!
Jezus' bloed, zegt het NT ergens, reinigt van alle kwaad!
Dat is wat hier duidelijk gemaakt wordt door die naam Tamar. Expres werd zij in de stamboom van Jezus
opgenomen. Het moet duidelijk maken: welke zonde je ook bedreven hebt, mijn bloed reinigt je ervan.
Wees daarvan verzekerd. Dat mag ons vandaag ook tot troost zijn. Denk er maar aan: Juda en Tamar ­ ze
zitten in de bloedlijn van Jezus. En hun zonen Peres en Zerach. Bastaards: ook in de bloedlijn van Jezus, de
Messias. De volgende vrouw die genoemd wordt, is Rachab. Over haar heel kort. De Bijbel vertelt dat ze een hoer
was. Maar toen Israël het beloofde land binnenkwam om het in te nemen, vertrouwde ze op God. Gaf de
verspieders onderdak. En daarom werd ze later opgenomen in het volk Israël. Ze liet de prostitutie achter
zich en trouwde met een Israëliet. Twee dingen zien we hier: bij God mag je je verleden achter je laten. Het
sluit aan bij wat ik net zei over Juda en Tamar. Het verleden is voor God niet belangrijk als je je nu tot Hem
keert. Als je bij Hem wilt horen. Later, tijdens het leven van de Messias, zal de Messias dit zelf duidelijk
maken. Hij zoekt hoeren en tollenaars op. Hij roept ze op een nieuw leven te beginnen. Bij Hem mag je het
verleden achter je laten. Het wordt je niet nagedragen. Voor mensen moeilijk, maar je mag zeker weten:
voor God niet. Hij kijkt je liefdevol aan. Tegen een vrouw die op overspel betrapt was, zei Jezus eens: `ga
heen, zondig voortaan niet meer'. Wat fout is, is fout. Dat is het punt niet. Maar bij Hem kun je met een
schone lei beginnen.
En het andere dat we hier zien heeft te maken met die belofte aan Abraham. Want alle volken zouden via
hem gezegend worden. Nu, hier zien we iemand die niet tot Israël behoorde, toetreden tot het volk. Maar
niet alleen dat: opgenomen zijn in de stamboom van de Messias. Dus: in zijn stamboom zitten niet alleen
allerlei zondaars, maar ook buitenlanders. God is niet nationalistisch. God is het niet te doen om Israël.
Nee, Hij gebruikt het als middel waar alle volken ­ iedereen ­ van mogen profiteren. Wij ook! Dat wordt nog duidelijker bij de derde vrouw die genoemd wordt ­ Ruth.
Ruth is namelijk niet zomaar een buitenlandse, nee, ze is een Moabitische.
En met Moab is iets bijzonders. Ze hadden namelijk geprobeerd Israël te laten vervloeken tijdens de
woestijnreis naar het beloofde land. En daarom had God gezegd: `Moabieten mogen nooit volledig deel
uitmaken van het volk'. Ze mochten in ieder geval niet deelnemen aan de ­ zegmaar ­ erediensten.
En nu treffen we iemand uit dat volk aan in het stamboom van Jezus.
En zo wordt duidelijk: ook de vloek van Moab draagt Jezus mee in zijn bloed.
God sluit helemaal niemand uit. De Messias komt ook voor Moab. Of voor waar je maar vandaan komt.
De Messias is echt universeel. We komen bij de vierde vrouw die genoemd wordt: Batseba.
En let even op hoe zij precies genoemd wordt: `David verwekte Salomo bij Batseba, de vrouw van Uria'.
Was ze dan niet Davids vrouw?
Het is maar hoe je het bekijkt.
David, de grote koning, waar de Joden zo trots op waren, heeft in zijn leven iets heel lelijks gedaan. Als
koning had hij al meerdere vrouwen. Maar deze ene, die hij niet mocht hebben, die wilde hij ook. Hij had
haar gezien terwijl ze aan het baden was. En had gedacht: die vrouw wil ik hebben. En als je dat wilde als
koning ­ dan kon dat. Niemand zou je tegenhouden, ook al was het overduidelijk tegen Gods goede regels
in over huwelijk en seksualiteit. Weer zo'n voorbeeld van machtsmisbruik.
Terwijl Batseba dus getrouwd is met Uria gaat David met haar naar bed. Uria is op dat moment als soldaat
in het leger van David aan het front. Hij vecht voor zijn land, zijn koning. Maar die pakt hem intussen zijn
vrouw af.
Want dat is wat er gebeurt: uiteindelijk laat David Uria vermoorden. Hij heeft zijn legeraanvoerder
opdracht hem op de gevaarlijkste plek te zetten, in de hoop dat hij zal omkomen. En zo gebeurt het ook.
De grote koning David, de man die zoveel van God hield en God van Hem, de man die zoveel mooie
psalmen schreef: hij is tegelijk een overspelige en een moordenaar. Onschuldig bloed heeft hij aan zijn
handen. Als Uria is gestorven ­ ja, dan zou je kunnen zeggen: Batseba is Davids vrouw.
Maar als je het verhaal kent: ze simpel kun je dat niet zeggen.
Matteüs kiest dan ook de confrontatie: de vrouw van Uria.
Hij had het kunnen laten bij: David verwekte Salomo. Maar hij voegt dus toe: bij Batseba de vrouw van Uria.
En het bijzondere is: langs die weg gaat het nu verder. David had meer zonen. Maar als Uria eenmaal is
gestorven en Batseba definitief in het paleis bij David woont als zijn vrouw ­ dan krijgen ze samen een
zoon: Salomo.
Als hij geboren is dan stuurt God de profeet Nathan op kraambezoek. Nathan, hij mag namens God zeggen:
geef het kind maar als bijnaam: Jedidja ­ lieveling van de Heer.
De Here laat zo zien aan David en Batseba: je mag verder. Ik ga met je verder.
En hier zien we: uit het huwelijk dat er nooit had mogen komen wordt een voorvader van Jezus geboren.
Duidelijker kan het niet: iets wat niet had mogen gebeuren in je leven ­ God kan het zelfs in dienst nemen.
Hij draagt het je niet na. Niet als jij er berouw over hebt. David is namelijk tot diep berouw gebracht.
Daarmee kan natuurlijk de dood van Uria niet ongedaan gemaakt worden. Maar hij en Batseba mogen wel
verder. Het huwelijk dat er niet had mogen komen, is nu wel een huwelijk in de ogen van de Heer. Hij laat
zelfs zijn oog vallen op hun zoon: Jedidja, lieveling van de Heer. Vier vrouwen in de stamboom van Jezus. Elk met een aparte geschiedenis. Niet allemaal even fraai.
Maar dat is nou precies het punt. Al die niet fraaie dingen staan expres in de bloedlijn van Jezus.
Ik zei al aan het begin: de Messias komt voor alles en iedereen. Hij is universeel. Er komt nog één detail bij. En dat heeft te maken met de vijfde vrouw: Maria.
Matteüs heeft de lijn gevolgd helemaal tot aan Jozef. Daar stokt het ritme van `verwekken'.
Jozef verwekte niet de Christus ­ de Messias. Nee, Jozef staat alleen genoteerd als de man van Maria. Bij
haar werd de Messias verwekt. Maar niet door Jozef dus, maar door de Heilige Geest. Jozef is alleen
stiefvader. Wat betekent dit? De stamboom die vanaf Abraham via David naar Jezus had moeten lopen, stopt! Vlak
voor het einde stopt het. Jozef is niet meer dan stiefvader. Ik kan het ook anders zeggen: de Messias wordt
niet verwekt in de lijn Abraham- David, maar wordt geschonken aan de lijn Abraham-David. Vrijwillig komt
hij en gaat in die lijn staan. Hij gaat staan in de lijn van Abraham-David waarin zoveel bloedschuld zit. We
hebben er met wat nu naar voren gekomen is, nog niet de helft van gezien. Zoveel bloedschuld. Vrijwillig gaat Hij in die lijn staan.
Hier zie je: Hij gaat in onze plaats staan.
Hij gaat staan in de lijn waaruit zijn aardse vader Jozef is voortgekomen.
Via Abraham-David-Jozef was het nooit tot een echte Messias gekomen.
Mensen van vlees en bloed kunnen geen Messias verwekken. Eentje die zonder zonde is.
Eentje die al die bloedschuld op zich kan nemen. De mensheid kan zichzelf niet aan zijn haren uit het
moeras omhoog trekken.
En daarom gaat Hij in die lijn staan. Als was Hij de zoon van Jozef.
Hij identificeert zich met het bloed in de lijn Abraham-David-Jozef.
Hij identificeert zich met ons allemaal.
Met hoe wij zijn.
Want laten we wel wezen: we hebben een hoop zonden zien langskomen.
Dingen die ons niet vreemd zijn. Maar daarvoor komt de Messias.
En dat is ook wat doop en Avondmaal verbindt.
Doop: je wordt ondergedompeld, symbolisch verdrink je. Ga je dood. Maar niet echt. Want de Messias
kwam, om zijn bloed te geven. Hij ging dood. Luna [het kindje dat net gedoopt werd] niet. En jij en ik ook
niet.
En dat zie je ook bij het Avondmaal: brood en wijn ­ ze symboliseren: zijn lichaam en bloed worden
gebroken/vergoten. Zijn. Niet: ons. Want Hij ging er tussen staan.
Nam zijn plaats in, in de lijn Abraham-David.
Voor wie?
Voor alles en iedereen. Echt: voor alle zonden. En: voor wie je ook bent, uit welk land je ook komt.
Wat is daarvoor nodig? Maar één ding: Jezus welkom heten in je leven als Messias.