Preek n.a.v. Mat. 2,1-12

Het is vast niemand ontgaan. Per vandaag zijn we gesplitst. En hier zitten we nu: Dalfsen-Oost.
Samen gaan we er tegenaan het komende jaar. Toch?
Ik hoop dat u er ­ net als ik ­ zin in hebt om bezig te zijn in het jaar dat voor ons ligt. Om samen de
stem van onze God te horen. Die te volgen. Om samen lief en leed te delen en alles wat ons bezig
houdt bij Hem te brengen in gebed. Laten we afspreken dat dát ons goede voornemen is voor 2012.
Misschien hebt u er meer. Maar laten we ons dát ook voornemen! En dan nu naar het verhaal van de wijzen uit het Oosten. Ik noem ze voorlopig even wijzen ­ NBV:
magiërs. Kom ik nog op. Die wijzen hebben een ster gezien. Een ster die hen uiteindelijk bij Jezus
brengt. Om precies te zijn: die hen op het allerdiepst door de knieën doet gaan, die hen brengt tot
diepe aanbidding voor Jezus.
Wat hebben die wijzen nu met ons vandaag te maken? Wat hebben die wijzen van doen met ons jaar
2012 waarin we als Dalfsen-Oost van start gaan? Nou alles!
Die wijzen namelijk ­ dat zijn wij!
Nee, niet omdat die wijzen uit het Oosten komen.
Dat zou wel wat erg makkelijk geredeneerd zijn.
Nee, want als je het die wijzen zou vragen, zouden ook wij in Dalfsen-Oost uit het Westen komen.
Ook in Oost-Nederland zijn we echte westerlingen. Maar waarom zijn wij dan wél die wijzen?
1. Waarom wij die wijzen zijn
Ik zal gelijk het antwoord maar geven.
Het punt van overeenkomst is namelijk waar die wijzen ­ en wij ook ­ niet vandaan komen: ze komen
niet uit Israël. Het zijn geen Joden. Ze behoren niet tot Gods uitverkoren volk. Ze zijn geen
nakomelingen van Abraham. Ze horen niet bij die stronk, die met Kerst weer is gaan opbloeien door
die roos die ontloken is ­ door de geboorte van Jezus. Maar juist zij komen nu. Heidenen ­ om dat lelijke woord maar te gebruiken. Heidenen, die door God
zelf op weg gestuurd zijn. Wat hun sterrenkunde, hun astrologie, ook inhield: God gebruikt het om
hen op weg te laten gaan. Misschien sluit het aan bij bepaalde verwachtingen en ideeën uit die tijd.
Dat valt niet precies te achterhalen. In het oude Oosten van die tijd waren, mede vanwege de
ballingschap, nogal wat Joodse invloeden her en der aanwezig. Maar hoe dan ook, deze
sterrenkijkers worden door God op het spoor gezet van de koning van de Joden. Dat is schokkend - zeker voor de eerste lezers van Matteüs. Want juist hij schrijft met het oog op de
Joden, zijn eigen volksgenoten. Om hen te overtuigen. Nergens vind je zoveel citaten uit de profeten.
Telkens wil Matteus laten zien: zie je wel, volksgenoten, het is precies zo gebeurd als onze profeten
al hadden gezegd. Als je even terugbladert naar Mat. 1 dan zie je dat Mat. daar het geslachtsregister
van Jezus noemt. En begint hij dan net als Lucas bij Adam, de stamvader van alle mensen? Nee, hij
begint bij Abraham, de stamvader van het Joodse volk. Van Abraham gaat het met een tussenstop bij
David naar Christus. Klinkt allemaal oud en vertrouwd in de oren van Joodse lezers. Maar dan verschijnen daar ineens die heidenen. Wat hebben die dan met het heilige uit te staan?
Nou, precies. Dat is het punt hier! Mensen van wie je zou denken: ze horen er niet bij ­ die blijkt God
als een van de eersten erbij te roepen! En dit laat zien: Jezus is gekomen voor alle volken. Als je het oude testament goed leest dan kun je
het weten: dit zat er aan te komen. Hier was God op uit. Zijn welhagen [engelenzang] geldt niet
alleen Israël, maar alle mensen. Iedereen die komt en neerknielt mag delen in zijn liefde en
ontferming. Ook wij, vandaag in Dalfsen-Oost. Want na Jezus' komst is God door apostelen als Petrus
en Paulus bezig gegaan om één voor één de volken zijn reddende boodschap te verkondigen. Ook in
Nederland is het Evangelie aangeland. Ook hier heeft het vertakking mogen vinden. Net als die wijzen worden wij als wilde takken geënt.
2. Als wilde takken geënt
Bij die wijzen zijn we voor de allereerste keer gebeuren wat we gelezen hebben uit Rom. 11: er wordt
een tak geënt op de edele olijf. Die wijzen worden als eersten geënt. Ik wist niet precies wat dat was ­ enten - maar sommige catechisanten konden me dat precies
vertellen. Kort gezegd komt het erop neer dat een losse tak van een andere boom zo aan een
bestaande boom verbonden kan worden dat die losse tak ermee vergroeit, weer gaat leven. Want hij
is verbonden met de wortel. En krijgt via de wortel de nodige levenssappen. Zo'n tak zijn die wijzen
dus. En wij ook. Een wilde tak. Van de wilde olijf. Geënt op de edele olijf. We hoorden er niet bij. Maar
God heeft ons ook in zijn genade geënt. Geënt ­ daar wil ik even de vinger bij leggen. Want ik begon
de preek heel activistisch eigenlijk, over dat `samen de schouders eronder` enzovoort. Maar waar
gaan de schouders eigenlijk onder? Precies: onder het samen je door God geënt weten. Dat is de
basis. In zijn welbehagen heeft Hij in Dalfsen takken geënt. Dalfsen-Oost en Dalfsen-West: twee
wilden olijf-takken, geënt op die edele stam. Samen met alle ander takken, uit het Oosten, Westen, Noorden en Zuiden. Er zijn Arabische
christenen, Afrikaanse, Japanse, Noorse en noem maar op. Allemaal wilde takken, die er allemaal
verschillend uitzien. Want mensen verschillen, culturen verschillen. Tijden verschillen. Soms doen we
een beetje al te wild. En dan kun je in dubbele zin spreken van een wilde tak. Dat geldt ook voor die wijzen. Want dat waren ­ met alles respect ­ wel een beetje rare jongens. Ik
noem ze wel steeds `wijzen', maar in de NBV worden ze `magiërs' genoemd. In het Grieks heten ze
`magoi', en van dat woord is ons woordje magie afgeleid. Dat woordje magoi kan inderdaad magiérs
aanduiden. Het kan gaan om rondreizende waarzeggers die tegen betaling je horoscoop voor je
lezen. Omdat ze door Herodes ontvangen worden, zullen ze waarschijnlijk eerbiedwaardiger zijn
geweest. Het kan ook gaan om geleerden, raadgevers aan een koninklijk hof. Bij Daniël lezen we over
zulke mannen. Ik blijf de wijzen dus maar wijzen noemen. Maar dat neemt niet weg dat het geen wijzen zijn in Bijbelse zin. De Bijbel zegt immers dat wijsheid
begint met het kennen van God. Nou, deze wijzen waren bijgelovigen. Sterker nog: ze hielden zich
bezig met zaken die God aan zijn eigen volk verboden had. In bijvoorbeeld Deut. 18 kun je lezen dat
God het zijn volk verboden het om zich met occulte praktijken bezig te houden. En ook mochten ze
niet proberen uit de sterren of uit andere verschijnselen in de natuur de toekomst af te lezen. Want
die is daar niet te vinden. Die toekomst is namelijk in handen van de Heer. En daarom zegt de Heer
dat Hij zulke praktijken verafschuwt. En toch ... toch zoekt Hij deze mensen op. Brengt hen in contact met de Redder van de wereld. Toch
laat God deze wijzen niet in hun zonden. Hij trekt ze eruit. Zoals alleen Hij dat kan, laat Hij hier het
kwade meewerken ten goede. Wat dat betreft moet ik een beetje denken aan een ander verhaal in
de Bijbel. Aan Bileam, de waarzegger. God laat zijn volk Israël zegenen door de mond van een
waarzegger. God gebruikte Bileam voor zijn doel. God gebruikt hier de verkeerde praktijk van
astrologie, sterrenwichelarij, voor zijn doel. Dit brengt ons tot de kern van het Evangelie. Namelijk voor wie het Evangelie is: het is voor
zondaren. Gods ontferming is dat Hij zegt: mensen, Ik wil jullie niet in de duisternis laten. Want er is
licht. Ik heb licht ontstoken in de wereld. Ik wil jullie verlichten. Kom en kniel voor Jezus. Hier bij
dezen wijzen zie je het duidelijk: het hangt niet af van jouw prestaties. Dat jij zo goed bent. Nee, het
hangt af van Gods zoekende liefde. Zijn welbehagen. Zo mogen wij ook gemeente zijn: niet als mensen die het allemaal weten. Die het allemaal goed
doen. Maar als mensen die beseffen: Gods genade is er voor zondaren. Wij leven van Gods
welbehagen. Zo is Hij ook mij ­ ons ­ komen opzoeken. Zo mochten ook wij in Dalfsen als tak geënt
worden. Een tak met zo z'n eigenaardigheden. Een tak met soms zo z'n gehakketak. Een tak die er
soms ­ vergeef me de uitdrukking ­ een takkezooi van maakt. Dat zijn wij. In onze persoonlijke levens
en in ons samenleven als gemeente. En dan toch geënt ... Ik kom bij het laatste:
3. Knielen voor Jezus
Die wijzen gaan naar Betlehem, vinden daar Jezus en ... gaan plat voorover. In het Grieks staat het er
dubbelop. Ze gaan echt heel diep door de knieën. Ze geven zich in aanbidding.
Uit de geschenken die ze geven blijkt: ze erkennen Jezus als een koning. Je vraagt je af hoe dat kan.
Wat wisten ze er eigenlijk van? Wat begrepen ze? We weten het niet. Het staat er niet bij. Veel
weten we niet over die wijzen. In dit verhaal trekken ze automatisch de aandacht. Maar eigenlijk gaat
dit verhaal helemaal niet over hen. Ze komen en gaan weer. Nee, het gaat hier om het huldebetoon dat Jezus krijgt. Hij moet de eer krijgen in ons leven.
Krijgt Hij dat ook?
Ja, zegt u, dat krijgt Hij.
En ik heb geen reden om daaraan te twijfelen.
Maar ik wil toch ook eens even stilstaan bij de reactie van, laten we maar zeggen, de gevestigde
orde. Want daar zit voor ons een stevige waarschuwing in. Die wijzen gaan dus naar Betlehem en aanbidden Jezus. Maar de gevestigde orde niet! Op die
wonderlijke verschijning van de wijzen en hun nog veel wonderlijke vraag komen ze niet in actie.
Nota bene, mensen die nergens van kunnen weten, vragen waar de Messias is. De hogepriester en
schriftgeleerden denken namelijk meteen aan de Messias en ze lepelen zo het antwoord op de vraag
op: in Betlehem. Dat staat in de profeten. Maar waarom komen ze komen nu niet in actie. Waarom worden ze niet onrustig? Waarom gaan ze
zich niet afvragen: `zou het dan werkelijk ...?'
Ik denk omdat ze iets gedacht hebben als: `nee, dat kan niet.'
`Nee, als de Messias geboren wordt, zijn wij de eersten die het horen'
`Zo'n stelletje buitenlanders ­ nee, die weten echt niet eerder dan wij iets over onze Messias.
Onmogelijk!' Het past totaal niet in hun systeem dat Gods weg ook via deze buitenlanders kan lopen. Langs wegen
die zij niet gedacht hadden. Daar zit een les in. Ook voor de gevestigde kerk vandaag. Je Bijbelkennis
kan in orde zijn. Je weet hoe het allemaal zit. Dat is het gevaar van de gevestigde orde. En dus ook
voor ons. Want hoe je het ook keert of wendt: wij zijn een gevestigde kerk. Ook al beginnen we
vandaag als het ware opnieuw. De grootste valkuil voor ons, gevestigde kerk, is: je denkt precies te
weten hoe het zit. Je weet precies wat Gods wil is en wat niet. Hoe Hij werkt en hoe Hij onmogelijk
kan werken. En als je niet uitkijkt, maak je het geloof en de Bijbel tot een aantal vaste patronen. Alles
moet vervolgens verlopen volgens die patronen. En wat er niet binnen past: dat bestaat niet. Maar hier zie je hoe naast je er kunt zitten. Laten we juist nu we een beetje een nieuwe start maken,
dat maar goed in onze oren knopen. Soms moet je, om het wat modern te zeggen, out-of-the-box
denken. Buiten de kaders denken. Dat wil zeggen: buiten de kaders die je zelf bedacht hebt en
waarvan je vergeten bent dát je ze zelf bedacht hebt. Hier bij de wijzen zie je: het werkt niet. God is
altijd groter dan de kaders waarvan jij denkt dat God ze hanteert. Laten we daarom als Dalfsen-Oost
2012 ingaan met open vizier. Open staan voor wegen die God wijst. En dan nog iets. Het lijkt misschien alsof ik iets tegen patronen en structuren heb. Maar dat is niet zo.
Ook in het geloof kun je die vaak goed gebruiken. Om zaken te ordenen. Om ze voor jezelf op een
rijtje te krijgen. Maar dan moet je wel hiervoor oppassen:
Kom ikzelf in het verhaal nog wel als zondaar voor? Of neem ik alleen een beoordelende rol in? Of
ben ik uit de structuur weggevallen en heb ik zo'n veilige structuur gecreëerd dat Christus eigenlijk
niet meer nodig heb? De gevestigde orde in de tijd van Jezus leek Hem helemaal niet nodig te hebben. Later, tijdens het
leven van Jezus wordt dat pijnlijk duidelijk. De houding van de hogepriesters en schriftgeleerden hier
in dit verhaal is er al een voorproefje van. Hier zie je in de kiem wat later zal uitlopen in: `kruisig hem,
kruisig hem!' Kruisigen ­ in plaats van Hem te erkennen en te aanbidden. Te belijden: ik, zondig mens, ik heb u
nodig! Wat zou ik zonder u moeten? Hoe diep die wijzen dat beseft hebben is maar de vraag. Maar ze gaan op de knieën. En daar gaat het
om. Ook vandaag, ook in de gemeente. Want neerknielend valt als het goed is alles van je af: je
hoogmoed, je trots, je geld en alles wat in de ogen van mensen soms zo belangrijk is. En als dat van je
afvalt, dan opent dat de weg van de liefde. Laat ons voornemen voor 2012 mag zijn: bouwen aan Dalfsen-Oost. Prima. Maar dan: bouwen door
neer te knielen aan de kribbe. Door helemaal plat voorover te gaan en het kind in de kribbe, die onze
Heiland geworden is, te aanbidden en alles van Hem te verwachten.